Stoppen met opnemen, Opnemen van een radio- uitzending (vervolg), Dan begint het opnemen – Sony CMT-CP1 Benutzerhandbuch
Seite 50

16
7
Druk enkele malen op de
DIR MODE toets van de
afstandsbediening om in te stellen
op “ ” voor opnemen op één
cassettekant of op “
” of “
”
voor opnemen op beide kanten.
8
Druk op de TAPE X toets (of de X
pauzetoets van de
afstandsbediening).
Dan begint het opnemen.
Stoppen met opnemen
Druk op de TAPE x toets (of de x stoptoets
van de afstandsbediening).
Tips
• Voor opnemen van een zender die nog niet is
vastgelegd, drukt u in stap 3 net zovaak op de
TUNING MODE toets (of de TUNING/PLAY
MODE toets van de afstandsbediening) totdat de
aanduidingen “AUTO” en “PRESET” verdwijnen
en dan drukt u enkele malen op de TUNING +/–
toets (of op de j/J toets van de
afstandsbediening) om op de gewenste zender af
te stemmen.
• Voor opnemen met Dolby ruisonderdrukking
drukt u vóór stap 8 op de DOLBY NR toets van de
afstandsbediening. De aanduiding “;” licht op.
• Als er storende bijgeluiden klinken bij het
opnemen van een AM radio-uitzending, verstelt u
de AM-antenne om de ontvangst te verbeteren.
Opnemen van een radio-
uitzending (vervolg)
2
Druk op de TUNER BAND toets (of
de TUNER/BAND toets van de
afstandsbediening) om te kiezen
voor de FM of AM afstemband.
3
Druk enkele malen op de
TUNING MODE toets (of de
TUNING/PLAY MODE toets van
de afstandsbediening) totdat de
aanduiding “PRESET” in het
uitleesvenster verschijnt.
4
Druk enkele malen op de
TUNING +/– toets (of op de
j/J
toets van de
afstandsbediening) om het nummer
te kiezen van de zender die u wilt
beluisteren.
3FM1005
PRESET
STEREO
TUNED
MH
z
Voorinstelnummer
Afstemfrequentie
5
Druk op de TAPE EJECT A cassette-
uitneemtoets en plaats een voor
opnemen geschikte cassette in de
cassettehouder.
Met de kant voor opnemen
naar u toe gericht
A
bB
x
m
M
X
z
?/1
EJECT
MD/VIDEO
TUNER
TAPE
REC
CD–SYNC
TUNER
BAND
TUNING
VOLUME
STANDBY
DSG
CD
TAPE
6
Druk op de REC z opnametoets (of
de z REC opnametoets van de
afstandsbediening).
Het cassettedeck komt in de
opnamepauzestand.
De aanduidingen “
” en “ ”
verschijnen.