Brother PS-53 55 57 - Handbuch (Seite 66)

55
VERF
Ü
GBARE STICHMUSTER POINTS INCLUS
INGEBOUWDE STEKEN
Biesenstich
Stichmuster Stichlänge Stichbreite
(Biesenstich) F-3 3-6,5
Der Biesenstich kann als Kanten-Zierstich (ähnlich Spitzen) auf
leichten Stoffen benutzt werden.
1. Stellen Sie das Stichmuster-Einstellrad auf den Biesenstich ein.
2. Nähen Sie den Stoff schräg zum Fadenlauf, indem Sie den Stoff
so unter den Nähfuß legen, daß die geraden Stiche entlang des
Saums laufen und die Zickzackstiche leicht über die gefaltete
Stoffkante hinaus gehen.
3. Dieser Stich erfordert eine höhere Fadenspannung als normal.
4. Nähen Sie mit langsamer Geschwindigkeit.
Schelp-rijgsteek
Patroon Steeklengte Steekbreedte
(Schelp-rijgsteek) F-3 3-6,5
De schelp-rijgsteek wordt gebruikt voor het naaien van een dun
picotrandje (lijkt op kantwerk) op dunne stof.
1. Zet de patroonkeuzeknop op de schelp-rijgsteek.
2. Naai schuin op de draadrichting van de stof, en leg de stof zo
onder de persvoet dat de rechte steken op de naad en de
zigzagsteken net iets over de omgevouwen rand vallen.
3. Voor deze steek moet de draadspanning iets strakker worden
ingesteld dan normaal.
4. Naai onder een lage snelheid.
Point picot
Modèle de point Longueur de point Largeur de point
(Point picot) F-3 3-6,5
Utiliser ce point pour réaliser une lisière à picot (semblable à de la dentelle)
sur un tissu léger.
1. Mettre le sélecteur de modèle de point sur le point coquille.
2. Coudre le tissu sur le biais après l’avoir placé sous le pied-de-biche de
sorte que la machine puisse coudre des points droits sur la ligne de
couture et des points zigzag légèrement au-dessus du bord replié.
3. La tension du fil supérieur doit être légèrement plus forte que la
normale.
4. Coudre lentement.